Zoeken

 
Volwassenen

Volwassenen met Heupdysplasie

Voor veel volwassenen komt de diagnose heupdysplasie toch als een volstrekte verrassing. Welke klachten komen nu vooral voor bij volwassenen met heupdysplasie?

  • Pijn in de lies, bil of buitenzijde van het bovenbeen
  • Pijn onder in de rug
  • Soms straalt de pijn uit naar de knie
  • Slenterpijn: de patiënt heeft moeite om bijvoorbeeld slenterend langs winkels te gaan, en loopt liever in een gewoon of stevig tempo door.
  • Pijn bij bepaalde draaibewegingen van de heup, zoals het naar beneden lopen van een draaitrap.
  • Uiteindelijk bestaat er toenemende kans op vroegtijdige slijtage, artrose genoemd. Hierdoor kan toenemende pijn, stijfheid en manklopen ontstaan.

 

Pijn is een signaal van het lichaam dat er iets niet in de haak is. Maar……..pijnklachten hoeven bij heupdysplasie niet op de voorgrond te staan! Elke heupdysplasie patiënt heeft weer andere, op de voorgrond staande symptomen. Een bekende piekleeftijd waarop voor het eerst klachten ontstaan is tussen de 15 en 25 jaar. Maar er zijn ook patienten die pas na het 40e levensjaar voor het eerst klachten krijgen. De ernst van de heupdysplasie kan onafhankelijk zijn van de klachten. Met andere woorden: er zijn patienten met ernstige heupdysplasie, die pas op oudere leeftijd geringe klachten krijgen, en er zijn patienten met geringe heupdysplasie, die al op jonge leeftijd veel klachten ontwikkelen. In het algemeen geldt wel de regel dat pijnklachten door heupdysplasie zelden of nooit uit zichzelf verdwijnen of verminderen en vrijwel altijd langzamerhand toenemen. De klachten kunnen van persoon tot persoon sterk, omdat bij elke patiënt de mate en ernst van de dysplasie verschillend is.

 

Radiologisch onderzoek bij heupdysplasie

Het radiologisch onderzoek is erg belangrijk bij het vaststellen van de aard en ernst van de heupdysplasie. In veel gevallen kan aan de hand van gewone röntgenfoto’s al een goede indruk worden gekregen over de ernst van de heupdysplasie en eventueel aanwezige artrose. Soms is aanvullend onderzoek noodzakelijk om dit beter in beeld te krijgen. Op de gewone röntgenfoto wordt de mate van overdekking van de heupkop gemeten met de zogenaamde CE hoek. (dit is een afkorting voor het Engelse begrip “Centre-Edge”). Normaal bedraagt deze hoek minimaal 20 tot 25 graden.

Bij een CE hoek van 15 tot 25 graden spreken we van lichte heupdysplasie. Is de CE hoek kleiner dan 15 graden, dan is er sprake van ernstige heupdysplasie. Vrijwel altijd is ook de afstand tussen de heupkop en heupkom toegenomen. Dit is een teken dat de heupkop niet fraai diep in de kom zit.

Daarnaast zijn er talrijke andere metingen op de röntgenfoto’s mogelijk, die een indruk geven over de mate en ernst van de heupdysplasie. Feitelijk is elke heupdysplasie bij elke patient weer verschillend!

In sommige gevallen wordt aanvullende informatie verkregen met een CT-scan of MRI-scan.

 

 fig. 32
fig. 33
fig. 34
fig. 35
fig. 36

 

Figuur 32: De CE hoek, als maat voor heupdysplasie. Normaal bedraagt de CE hoek meer dan 25 graden. In het bovenbeen is de hoekstand van de hals gemeten, de zogenaamde CCD hoek.

Figuur 33: Rechts is er een normale CE hoek, links is er forse dysplasie, en bedraagt de CE hoe 0 graden. Ook zichtbaar is de toegenomen afstand tussen de kop en de bodem van de kom aan de linker zijde ( oranje)

Figuur 34-35: Op röntgenfoto’s kunnen talrijke metingen worden uitgevoerd, om de mate van dysplasie vast te stellen.

Figuur 36: Op een 3-dimensionale CT-scan van de linker heup is zichtbaar dat de dysplasie vooral aan de voorkant van de heup zit, waar nauwelijks overdekking plaats vindt. overigens is bij deze patient ook een groeistoornis van het bovenbeen aanwezig.

 

Krijgt iedereen met heupdysplasie slijtage?
Heupdysplasie zit dus alleen maar in de kom?
Waarom krijg ik nu pas klachten, als de afwijking al lang bestaat?
Wat kan ik zonder operatie nog aan mijn klachten doen?
Kom ik niet meer in aanmerking voor de Ganz operatie, wanneer ik artrose heb?

© 2006 Dr. M. Heeg. All rights reserved.